Wat is een hechtingsstoornis?
Als je kindje net geboren is, heeft het een aantal dingen nodig om te leven zoals slaap en voedsel. Buiten deze basisbehoefte is bescherming en een gevoel van veiligheid minstens zo belangrijk voor een pasgeboren kind. Natuurlijk kan een baby niet voor zichzelf zorgen en heeft dus de bescherming van een volwassene nodig. Als een kind zich veilig (geborgen) voelt, kan het zich op een goede manier ontwikkelen. Een veilige gehechtheid is belangrijk voor de ontwikkeling.

Wanneer een kind zich veilig voelt, beseft het zich dat er een ander is op wie het kan vertrouwen. Het veilige gevoel verwijst naar gehechtheid. Het krijgen van een veilige gehechtheid met een volwassene hoort tot een van de ontwikkelingsfasen van je kind. Bij een hechtingsstoornis is ergens in het proces van het gevoel van veiligheid iets mis gegaan. Dit kan allerlei uiteenlopende redenen hebben. Baby’s zijn al op vroege leeftijd in staat om sfeer aan te voelen en zullen hier ook op reageren. In situaties waarin veel stress aanwezig is, is de kans groter dat een hechtingsstoornis kan ontstaan.

Een hechtingsstoornis

Bij een hechtingsstoornis is de natuurlijke hechting die kinderen normaal gesproken hebben met hun ouders/directe omgeving, niet goed op gang gekomen. Vaak komt dit doordat kinderen korte of lange tijd in een onveilige situatie hebben gezeten, waarin veel stress en relatief weinig aandacht voor het kind is geweest (verwar dit overigens absoluut niet met een gebrek aan liefde!) Een hechtingsstoornis is een extreem moeilijke stoornis om mee om te gaan voor de omgeving. Het lijkt erop dat het kind geen liefde voelt en emoties diep begraven liggen. Kinderen kunnen bewust gemeen en kwetsend zijn naar personen toe die dichtbij ze staan en het is moeilijk door hun pantser heen te komen.

Verdedigingstactieken
Kinderen met een hechtingsstoornis hebben vaak methoden ontwikkeld om zichzelf door het leven heen te helpen en daarbij zo min mogelijk verdere schade op te lopen. Zo kan het zijn dat een kind zich opstelt als volkomen koel en onverschillig, waarbij het lijkt alsof niets uit maakt. Ook kan een kind met een hechtingsstoornis juist extreem aanhankelijk zijn, of juist enorm opstandig en boos zijn. De tactieken die kinderen met een hechtingsstoornis gebruiken zijn uiteenlopend en voor ieder kind verschillend.
 

Hechtingsprocessen

1) Hechting voor de geboorte
Al in de buik ontwikkelt een kind vaardigheden om zich te kunnen hechten zodra het geboren is. Zo kan het kindje bijvoorbeeld al horen of het zijn moeder is die aan het praten is, of dat het iemand anders is. Ook is het kindje al gevoelig voor taal en kan het horen wanneer moeder angstig is.
Doordat een zwangerschap meestal gepland is, heeft de moeder positieve gevoelens bij het kind, wat ook bevorderlijk is voor het hechtingsproces. Wanneer ouders weten dat hun kind gezond is (bijvoorbeeld na een vlokkentest), worden de gevoelens van gehechtheid nog groter.

2) Hechting direct na de geboorte
Wanneer het kindje gezond is, heeft dit een positief effect op de mogelijkheden van een kind om veilig te hechten.

3) Hechting in de eerste levensmaanden
Als het kindje eenmaal is geboren, hecht het kindje zich nog niet gelijk aan de verzorger. Wel zorgt hij ervoor, (door middel van o.a. huilen, lachen, geluidjes) dat er voor hem gezorgd wordt. Dit lokgedrag en de reacties van de verzorger (zorggedrag) hierop zijn instinctief. Als ouder kan je bijvoorbeeld moeilijk het huilen van je kind negeren.
In de eerste maanden vindt er matching plaats tussen ouder en kind. De ouder kan goed reageren op de slaap-, waak- en voedingsritmen en kan goed omgaan met de voorkeuren van het kind. Ook het oefenen en succesvol afhandelen van troostprocedures is belangrijk. Omdat het kind en de ouder er voor elkaar zijn ontstaat er een zogenaamde emotionele beschikbaarheid. De ouder is in staat om goed te reageren op de behoeften van het kind.
Baby’s zijn niet eenkennig en zolang volwassenen vriendelijk zijn, zal een baby niet bang worden. Is een volwassene onvriendelijk, dan zal de baby dat niet meer kunnen terugdraaien en zal bang blijven voor deze persoon. Het is dus belangrijk om vanaf het begin te lachen en vriendelijk te zijn tegen de baby.
In de eerste maanden ontstaat de angst om van de ouders gescheiden te worden.

4) Hechting na het eerste halfjaar
Na ongeveer acht maanden zijn kinderen over het algemeen gehecht aan ten minste één volwassene. Het kind hecht zich niet alleen met de moeder, maar met een klein groepje mensen die nauw betrokken zijn bij de verzorging van het kind. Wel heeft het kind de meeste voorkeur voor een bepaald persoon, degene die het meest betrokken is bij het kind. Als het kind gescheiden wordt met deze belangrijke persoon, kan dat grote gevolgen hebben als er geen goede vervanging voor is.
Als het kind wat ouder wordt, kan het zelf ook de hechting in stand houden, door bijvoorbeeld achter moeder aan te lopen, zich vastklampen aan moeder.

5) Gehechtheid na het tweede levensjaar
In het begin wordt de gehechtheid voornamelijk in stand gehouden door het lichamelijk bij elkaar zijn. Wanneer het kind begint te praten, wordt dit belangrijk om de gehechtheid in stand te houden. Het wordt nu ook belangrijk dat het kind de gehechtheidpersoon kan vertrouwen. Het kind begint te beseffen dat het veilig gehecht is, kan het ook relaties aan gaan met andere kinderen en volwassenen.
Vanaf drie jaar kan het kind zijn eigen gehechtheidgedrag onderdrukken en op die manier rekening houden met zijn gehechtheidsfiguur. Naarmate het kind ouder wordt, kan het zich ook gaan verplaatsen in de gehechtheidsfiguur en vergelijkt het gedrag met zijn eigen gedrag. Ook begint hij met onderhandelen met behulp van bijvoorbeeld schreeuwen.
Als het kind naar school gaat, worden ook andere mensen buiten het gezin belangrijk voor het kind, bijvoorbeeld de juf. Ook andere kinderen worden belangrijk en uiteindelijk leidt dit tot in de adolescentie dat ze zich het meest gaan hechten aan hun partner.
Het is niet zo dat het hechtingsgedrag stopt, het komt nu alleen naar voren in andere situaties, bijvoorbeeld bij een scheiding met de gehechtheidspersoon, angst voor het donker of denkbeeldige fantasiefiguren.