Overlevingsdeel

Overlevingsdeel

De belangrijkste taak van overlevingsdelen is om aanstichter en bewaker te zijn van de splitsing van de ziel. Ik noem deze zielsstructuren de overlevingsdelen omdat zij het mogelijk maken te overleven na een traumatische ervaring. Op de korte termijn is dat levensreddend en dringend noodzakelijk, zolang de externe traumasituatie voortbestaat. Op middellange en lange termijn en vooral wanneer de traumasituatie allang voorbij is, vormen overlevingsdelen een ontwikkelingsblokkade voor een mens.

Overlevingsdelen gebruiken daarvoor overlevingsstrategieën die ik onderverdeel in tien hoofdgroepen:

  1. Blind gefixeerd zijn op het heden.
  2. Verdringen en verloochenen van het trauma.
  3. Vermijden van herinneringen aan het trauma.
  4. Negeren en afleiden.
  5. Controleren van getraumatiseerde delen.
  6. Controle over andere mensen.
  7. Zoeken naar compensatie.
  8. Illusies wekken.
  9. Houding van onderdanigheid en latente agressie.
  10. Eigen negatieve gevoelens op anderen afschuiven.

Als deze tien strategieën niet werken, blijft voor het overlevingsdeel nog maar één mogelijkheid over:

11.   Nieuwe afsplitsingen in het leven roepen.

Overlevingsdelen staan onder voortdurende spanning. Bovendien maken de trauma-overlevingsmechanismen het lichaam star en het denken rigide. Daar komt bij dat je met overlevingsdelen maar moeilijk kunt discussiëren. Zij verdedigen hun mening principieel, zijn kortzichtig, overtuigd van hun eigen gelijk, dogmatisch en vinden altijd een ‘ja, maar..’, worden snel agressief en voelen zich gemakkelijk persoonlijk aangevallen. In principe zijn discussies met overlevingsdelen zinloos. Zij raken daardoor nog meer bedreven in het afweren van argumenten die tot een verandering zouden kunnen leiden.

Bij het hierboven beschrevene ligt het voor de hand dat overlevingsdelen geen vrienden van traumatheorieën zijn. Ze zijn hang dal hun moeizaam verkregen innerlijke stabiliteit gevaar loopt wanneer zij zich met trauma’s bezighouden, ook al is dat alleen maar traumatheorie. Ze ontkennen dat een trauma zulke verregaande gevolgen kan hebben en dat zoveel mensen mogelijk getraumatiseerd kunnen zijn. Als ze het al erkennen, dan is trauma voor hen iets zeer specifieks met slechts beperkte betekenis voor een kleine groep mensen. Wanneer mensen door trauma veroorzaakte gevolgen, zoals psychische stoornissen en relatieconflicten, proberen te verklaren vanuit hun overlevingsdelen, verliezen zij zich doorgaans in algemeenheden, abstracte benaderingen en onbelangrijke details.

Dat men gespleten zou kunnen zijn, is voor een mens die zich in de staat van een overlevingsdeel bevindt, onvoorstelbaar. Zo iemand ervaart deze bewering als een vernedering van zijn persoon. Overlevingsdelen zien zichzelf als de enige ware vertegenwoordiger van de desbetreffende persoon, als de kern van zijn identiteit, op zijn minst in de manier waarop deze naar buiten treedt.

Als zo iemand al bereid is de oorzaak voor zijn problemen in een  trauma-ervaring te zoeken, heeft hij illusionaire voorstellingen van hoe hij een trauma kan ‘genezen’. Hij denkt bijvoorbeeld dat het snel en met behulp van een ritueel kan gebeuren waarbij om de pijnlijke herinneringen heen wordt gegaan en vele uiterlijke hulpmiddelen worden gebruikt.
Traumatheorieën vinden in de samenleving nog steeds moeilijk ingang omdat er in de medische wetenschap en in de psychologie ook een aantal anti-traumatheorieën gangbaar zijn die diagnostiek en rechtspraak in het nadeel van getraumatiseerde mensen beïnvloeden. Daartoe behoren theorieën die psychische stoornissen in eerste instantie verklaren vanuit temperamentverschillen en erfelijke aanleg die ontkennen dat bepaalde levenservaringen. zoals ongevallen, deelname aan oorlogen of seksueel misbruik, traumatiserend die beweren dat het overwinnen van trauma’s alleen een kwestie is van willen en het hebben van een juiste instelling

Het verschil tussen wat gezond is en wat vanuit overlevingsdelen wordt gestuurd, is vaak moeilijk te onderscheiden omdat overlevingsdelen zeer goed in staat zijn zich aan te passen aan verwachtingen van buitenaf en zich uitstekend schijnbaar normaal kunnen voordoen. Daarin slagen zij des te beter wanneer hun sociale’ omgeving eveneens vanuit overlevingsstrategieën denkt en handel!.

Vaak loopt er maar een heel dunne scheidingslijn tussen dal wat overlevingsdelen en dat wat gezonde delen kenmerkt. Wal is het verschil tussen gezonde humor en humor die als overlevingsstrategie dient? Bij gezonde humor kan men om zichzelf lachen zonder zich te schamen. Bijvoorbeeld kan het spontane inzicht hoe absurd het is dat  men iets jarenlang gedaan heeft zonder zich af te vragen waarom, in een bevrijdend lachen uitmonden. Met gezonde humor maakt men anderen ook niet tot schande, terwijl humor van overlevingsdelen bestaat uit grappen die ten koste van anderen gaan.

Een overlevingsstrategie die eveneens moeilijk valt te onderscheiden van gezonde zielsstructuren is redelijkheid. Soms kan dat wat iemand vanuit een overlevingsdeel zegt, zeer helder, doordacht, logisch en onderbouwd klinken. Gebeurt dit echter met de bedoeling gevoelens onvoldoende ruimte te geven omdat deze onbelangrijk en overbodig geacht worden of principieel geen bestaansrecht mogen hebben, dan gaat het zeer waarschijnlijk om een poging traumatische gevoelens te ontkennen, te onderdrukken en weg te praten. In de psychoanalytische terminologie duidt men dit aan met afweermechanisme en wordt het ‘rationalisering’ of ‘intellectualisering’ genoemd. Mensen maken zichzelf daarmee tot object van hun eigen leven.

Een wetenschap die betrekking heeft op mensen kan naar mijn mening  nooit ‘objectief’ zijn omdat mensen geen objecten zijn maar levende wezens en subjecten. ‘Objectieve’ menswetenschappen leiden tot dode kennis. De menswetenschappen moeten de rekening van de subjectiviteit dragen, zowel de subjectiviteit van de onderzochte mensen alsook de subjectiviteit van de onderzoekers. Alleen een subjectieve menswetenschap brengt levende kennis voort.

Zoals uit de geschiedenis van de psychologie blijkt. bijvoorbeeld uit het herroepen van de oorspronkelijk aangenomen inzichten van Sigmund Freud met betrekking tot seksueel misbruik, is de wetenschap eveneens in gevaar wanneer zij steeds meer wetenschappelijk ingekleurde verhalen verzint (bijvoorbeeld het ‘Oedipuscomplex’), die het oorzakelijk verband tussen trauma’s en psychische stoornissen ontkennen. Deze onheilsweg is geplaveid met vele halve waarheden die uitgevonden worden door overlevingsdelen.

Kenmerken van overlevingsdelen:

  • Stellen het overleven van de traumasituatie veilig.
  • Zijn bewakers van de splitsing van de ziel.
  • Zijn gevangen in de tegenwoordige tijd.
  • Verdringen en loochenen het trauma.
  • Vermijden herinneringen aan het trauma.
  • Negeren en leiden af.
  • Controleren de getraumatiseerde delen.
  • Controleren andere mensen.
  • Zoeken compensatie.
  • Wekken illusies.
  • Zijn onderdanig en latent agressief.
  • Schuiven eigen traumagevoelens af op anderen.
  • Veroorzaken verdere afsplitsingen.

Symptomen zoals die in de gebruikelijke diagnostische handboeken zoals de ICD-10 voor de beschrijving van de verschillende zogenoemde persoonlijkheidsstoornissen (M.W. Hengeveld 1994, pag. 222-248) -terug te vinden zijn, kunnen in deze zin ook worden gelezen als opsomming van overlevingsstrategieën na traumatische ervaringen.

Deze overlevingsstrategieën kunnen zo dominant zijn dat zij hun stempel drukken op grote delen van de persoonlijkheid van een mens. Hier een paar voorbeelden:

  • Achterdocht en een algemene neiging om ervaringen te vertekenen door neutrale of vriendelijke bejegening van anderen uit te leggen als vijandig of laatdunkend (paranoïde persoonlijkheidsstoornis F60.0c).
  • Beperkt vermogen om warme, tedere of kwade gevoelens ten opzichte van anderen te uiten (schizoïde persoonlijkheidsstoornis F60.1c).
  • Sterke neiging de schuld bij anderen te leggen of geloofwaardig klinkende rationalisaties te geven voor het gedrag waardoor de betrokkene in conflict is gekomen met de gemeenschap (dissociale persoonlijkheidsstoornis F60.2f).
  •  Chronische gevoelens van leegte, dreigen met zelfmoord  of zelfdestructief gedrag (emotioneel instabiele persoonlijkheidsstoornis, borderlinetype F60.3l).
  • •Zelfdramalisering, theatraliteit en overdreven uitingen van gevoelens, suggestibiliteit. gemakkelijk beïnvloedbaar door anderen of omstandigheden (theatrale persoonlijkheidsstoornis F60.4a, b).
  • Preoccupatie met details, regels, lijsten, ordeningen, organisatie of schema’s (anankastische (dwangmatige) persoonlijkheidsstoornis F60.5b).
  • Persisterende en allesomvattende gevoelens van spanning en bange voorgevoelens (angstige (ontwijkende) persoonlijkheidsstoornis F60.6a).
  • Ondergeschikt maken van de eigen behoeften aan die van anderen van wie de betrokkene afhankelijk is en overmatige meegaandheid met betrekking tot hun wensen (afhankelijke persoonlijkheidsstoornis F60.7b).

Om het nog een keer te benadrukken: overlevingsmechanismen zijn noodzakelijk zodat iemand in een traumasituatie niet sterft van angst en overprikkeling. Traumasituaties zijn levensbedreigende situaties, waar geen ontkomen aan is. De enige weg die op dergelijke momenten nog overblijft is innerlijk weggaan uit de situatie, door het uiteen laten vallen en prijsgeven van psychische structuren en door splitsing van de ziel.

Dit levensreddende effect van de beschermingsmechanismen, dat in een traumasituatie spontaan en onwillekeurig optreedt, wordt op den duur echter zelf levensgevaarlijk, omdat daardoor de lichamelijke, emotionele en psychische ontwikkeling wordt geblokkeerd en hun onderlinge samenhang niet langer meer functioneert. Bovendien ontstaat er een blindheid voor mogelijk nieuwe traumasituaties. Dit verhindert dat er van de negatieve ervaringen wordt geleerd.

De traumabeschermingsmechanismen moeten daarom weer afgebouwd worden zodra de oorspronkelijke bedreigende situatie voorbij is. Ze mogen niet levenslang geconserveerd worden, want wanneer wij in de staat van het traumabeschermingsmechanisme waarnemen, voelen en denken, dan  is het gezonde ‘ik’ niet beschikbaar.

Door de overlevingsmechanisme wordt de aandacht te veel naar  buiten verlegd en de energie wordt verspild in vruchteloze discussies over bijzaken. Hoe meer iemand getraumatiseerd is, des te sterker concentreert hij zich op de buitenwereld, omdat het contact met zijn eigen innerlijke zelf te pijnlijk voor hem is. Daar zijn te veel angst-,  woede-,  verdriet-  en schaamtegevoelens opgeslagen, waarmee een getraumatiseerd mens niet meer in aanraking wil komen. Daarom probeert hij in zekere mate de aandacht van zichzelf af te leiden. Daar heeft hij andere mensen voor nodig. Hij probeert de verwachtingen van anderen te vervullen en bemoeit zich dusdanig met de zaken van anderen alsof het zijn eigen zaken betreft. Hij verstrikt anderen in zijn eigen problemen en laat zich maar al te graag in de moeilijkheden van anderen zuigen. Tegelijkertijd ligt een getraumatiseerd mens continu in conflict met zichzelf omdat de verschillende delen in hem verschillende doelen nastreven. Het kan zo ver komen dat een mens de ergste vijand van zichzelf wordt.
(Bron tekst Frans Ruppert, “Symbiose en autonomie”).